Aanzet 419.
22-11-20 Amsterdam.
Vlaardingen 1.
In 1960 was ik 10 jaar jong, mijn vader overleed op mijn negende en was een paar jaar ervoor met mijn moeder getrouwd. Op de lagere openbare school genaamd: Jan Lichthart school was ik de enige half gekleurde jongen. Die
tot laat in het najaar een korte broek droeg met een andere klasgenoot die lid was van een voetbal vereniging. We
speelden regelmatig een voetbal wedstrijd tegen de Christelijke lagere school die schuin tegenover onze school ge-
legen was en die weer honderd meter verwijderd lag van de kleuter school waar ik als kind zijnde naar toe ging.
Mijn moeder is in Zoetermeer geboren en mijn vader in Ketel tegen Schiedam aan. De kinderen van de tantes en ooms van mijn moeders kant en iedem dito van mijn vaders kant waren allemaal blank. Ook de kinderen in de bouwstraat en de bouwdwarsstraat waar we op nummer 6 woonden waren 100 procent Hollands. Op het laatste ander half jaar na toen er een Indonesische man en Hollandse vrouw tegen over ons kwamen wonen. En ik kan me nog herinneren dat die buurman een paar dagen bij ons onderdook toen mijn vader nog leefde omdat hij kennelijk problemen had met zijn schoonouders. De laatste drie jaren dat ik in Vlaardingen woonde ging ik letterlijk elke dag naar het Kolpabad om te zwemmen want had een jaarkaart en in de zomer was er natuurlijk het buitenbad waar ik
met plezier luisterde naar een man die op een gitaar speelde en daarbij zong. Elke zondag middag ging ik naar de bioscoop, Roy Roogers en andere cowboy sterren die soms zingend te paard hun helden daden vierden met soms een mooie dame ook te paard. Daarna was er altijd een zak patat met mosterd schuin tegenover die bioscoop genaamd “Rex”. Vervolgens liep ik dan weer naar huis want kan me niet herinneren dat ik ooit met de fiets ging, ook het zwembad deed ik lopend. Een fiets had ik overigens wel maar geen terugtrap rem of handrem.
Dus de fietstochten in de vakanties die we in Overijssel gedrieen doorbrachten moest ik dus extra opletten als we
wilden of moesten stoppen. Vaak gingen we op visite bij een boer met zijn familie die allemaal in het bedrijf werk-
ten ze hadden kippen, varkens en koeien en akkers. De melk werd vers uit de stal op tafel geserveerd en kan me
nog herinneren dat de boeren zoon de melkvellen met suiker lekker vond. Toen mijn vader een Duitse scooter ge-
naamd ‘Bella Zundapp’ had gekocht zat ik tussen mijn vader en moeder in achterop, of ik zat alleen achterop en
zong dan hard in Fantasie Engels zodat mijn vader soms vroeg of ik een beetje wilde dimmen. Bij die boer nabij
Ommen verbleef ik een paar weken in de zomer op vakantie en er werd voor en na de maaltijden altijd gebeden.
In een voor mijn gevoel gigantisch grote schuur met duizenden kippen maakte grote indruk op me maar maakte me
ook een beetje bang al dat aanhoudende gekakel. Ook daar evenals in Vlaardingen droeg ik altijd een overall en
liep op klompen met erin dun leren klompen sokken en had een door de weekse blauwe overall en een zondagse.
Maar als ik op zondag naar de bioscoop ging droeg ik een lange broek en leren schoenen. Elke dag vroeg in de morgen hoorde ik vele jaren later wekte ik de buurt door een paar blokjes rond te lopen op die klompen. Elke mor-
gen nog voor zeven uur ging ik wit warm brood halen bij de Van Meer en Schoep in de voorstraat om de hoek,
de winkel was dan nog wel gesloten maar de bakkerij zelf draaide al op volle toeren. De melkboer kwam op za-
terdag altijd koffie drinken om voor de hele week af te rekenen en een babbel te maken met mijn vader die dus
niet mijn echte vader was maar dat wist ik toen nog niet. Op de lagere school zal zeker wel eens de benaming:
Pinda poep chinees hebben moeten aanhoren maar dat heeft mij kennelijk nooit geraakt bovendien was ik de aan-
voerder van het school voetbal elftal en kreeg een kusje van een meisje in mijn klas als ik een doelpunt had ge-
maakt. Mijn moeder die het overlijden van mijn vader nauwelijks wist te dragen, droeg zoals toen nog gebruikelijk was altijd een hoofddoekje en frequenteerde steeds vaker een cafe in Schiedam waar ik na schooltijd met de bus
naar toe ging en daar van daan gingen we dan altijd met tram 4 naar Rotterdam om er te eten in een restaurant.
Ze had simpelweg geen zin meer om te koken, ook niet meer om de was te doen en andere huishoudelijk taken
uit te voeren, ze kocht gewoon nieuwe kleren en gooide de vuile was weg, hetzelfde gold voor mijzelf. Familie za-
gen we niet wel was er een Ome Piet uit Delft een oud werk collega van mijn vader die zich het lot van mij aan-
trok. En waar ik meerdere keren logeerde in zijn gezin met twee dochters van mijn leeftijd. Ik heb nog een foto
van de viering van mijn verjaardag aldaar. Mijn moeder en die Ome Piet en zijn vrouw konden op een gegeven moment niet in harmonie met elkaar omgaan en ik koos natuurlijk de kant van mijn moeder. Hij probeerde nog wel contact te zoeken met mij op straat maar ik werd bang waar uiteraard in feite geen reden voor was. Op een gegeven
moment kwam mijn moeder voor de tweede of derde dag niet naar huis, ik ging naar het politiebureau legde de situatie uit en mocht daar slapen maar dat wilde ik niet. Waar dan wel? Bij de psychiater van mijn moeder zei ik.
Oplage 16. Laurens Edward Luyken.
|
|